Overal in het atelier van Van Gogh AiR te Zundert lag verf. Op de stoelen, de tafel, de vloer, Jenetta de Konink is een schilder die haar sporen in pigment en olie achterlaat. Als Artist in Residence verbleef zij een volle maand in de kosterwoning met de intentie om zich volledig aan het schilderen te wijden. Het zelfportret was het thema, tot ze verliefd werd op de wilgenteenstoel van Vincent. De stoel die zij zag staan in de expositie in het Van GoghHuis, gebaseerd op het onderzoek van Alexandra van Dongen over de objecten die in Vincents werken figureren.
Ik heb deze stoel geschilderd en in een serie van kleine schilderijen verwerkt. De verbindingen in de stoel, de spanning die er in zit, dat trof mij. En dat de stoel oorspronkelijk gemaakt is voor deze portretten. Ik heb via foto’s die ik heb gemaakt onderzocht hoe ik zo’n uitgesproken ruimtelijk object op het platte vlak kan krijgen.
Ik heb me hier door Vincent als mens laten leiden. Ik voel als schilder echt verwantschap met hem, maar als persoon en niet als kunstenaar. Het is meer het gevoel zoals ik dat heb met collega-kunstenaars uit mijn omgeving en het sparren met hen over het eigen werk. Zo heb ik verschillende doeken gemaakt gebaseerd op zijn zelfportretten waarin ik hem niet heb geschilderd, maar gekrast in de verf. Dat gaf mij de vrijheid om hem op mijn eigen manier tot leven te brengen.
‘Figuratie is nodig voor de kleur, de vorm, ik gebruik daarbij kleine geborduurde lapjes die ik in de verf plak, overschilder en weer weghaal om te zien hoe deze zich verhouden tot het geheel. Het is niet mijn drive om rustig te gaan zitten en beschouwen. Het is onrust en wanhoop dat ik het niet kan, en dat gebruik ik ook in mijn werk als energie. Daarbij gebruik ik andere elementen zoals mijn voorraad borduurlapjes waarvan ik een deel heb meegenomen. Gevonden bij de kringloop, Het leger des Heils of mensen geven ze aan me als ze het tegenkomen en nemen ze dan speciaal voor mij mee.
‘Het was niet de opzet, maar waarschijnlijk had ik er behoefte aan. Ik ben ook anders gaan denken over Vincent, niet over zijn werk. Maar hij is als mens onder mijn huid gekropen. Als ploeteraar van vlees en bloed met twijfel, ik merk dat ik daar niet omheen kan. Het krassen met het penseel dat ik door hem ben gaan doen, dat zou ik me normaal nooit toestaan, en nu hoort dat bij mij. Niet exact in die vorm, maar het mag nu. Het gevoel dat het tekenen klopt in mijn handschrift met balpen op doek. En toch weer overschilderen. Ik ben geen tekenaar, maar het helpt wel om het evenwicht te bereiken in de tegenstelling tussen lijn en kwast.