Vanaf het moment dat sociaaldemocratische welzijnswerkers en maoïsten van de socialistische partijen hun weerzin tegen de vrije verbeelding konden omzetten in politiek actie, zijn kunst en kunstenaars opgesloten geworden in de maatschappelijke kooi die cultuurbeleid heet. Kunst moest in hun opvatting een bijdrage leveren aan het welzijn van alle mensen en de gelijkelijke verdeling van ideeën en goederen. In de jaren die hieraan voorafgingen was het in ieder geval duidelijk waar de kunst thuishoorde, bij onderwijs en wetenschap. Kunst was nog niet verworden tot de maatschappelijke-pijn-pleister die op het moment dat er ook maar iets misgaat, ("Corona!") troost moet bieden en bij elke maatschappelijk-lijm-poging kunststukjes moet leveren om de scherven op te ruimen van jarenlang no-nonsense-beleid. Ongeveer de enige instelling in Brabant waarop die gelijk- en misselijkmakende beweging geen effect heeft gehad, is De Pont in Tilburg. De reden is duidelijk, lokale forumdemocraten en radicale rechtsomdenkers hebben daar niets in te brengen. Of zij het zelf begrijpen of niet, in dit opzicht zijn die rechtsgeaarde Brabanders de ware erfgenamen van de culturele revolutie van mei '68 met hun tot dusver goedgeslaagde pogingen om de kunst verder in de marge te drukken. Dat kunstenaars hier misschien zelf aan bijgedragen hebben, is alleen maar een bewijs voor de stelling dat kunst in wezen onmaatschappelijk is omdat zij geen ander doel heeft dan de schoonheid te dienen. En naïviteit is alleen dan een politieke zonde als het een alibi is om niets te ondernemen. Maar dat is het laatste waar kunstenaars van beticht kunnen worden, dat zij niets zouden ondernemen.
Vanuit de idee dat kunst de dubbelzinnigheid van het leven toont, hebben kunstenaars onder elk politiek gesternte, van egalitaire welzijnsidealen tot de het ondernemersheldendom, gewoon dat gedaan wat zij krachtens hun eigen idealen willen creëren: Schoonheid. Mocht men denken dat dit wel een erg ouderwets standpunt is, omdat de huidige tijd om "Cultuur!" vraagt, dan vergist men zich. Waar cultuur noodzakelijk is als sociale verbinding tussen mensen, of er nu geld mee verdiend wordt of niet, levert de kunst de beelden en de woorden en het inzicht waarmee mensen telkens opnieuw uitdrukken waarom het belangrijk is om zich in samenlevingen te organiseren. De leegheid van het carnavaleske bierdrinken, de woestenij van het blowende festivaldancen, de afgrond van het toeristische pretparken zijn de groteske spektakels waarmee men de onwil en het onvermogen om zich tot elkaar te bekennen in het samenleven wil verhullen. Waar wetten dienen om het samenleven in laatste instantie mogelijk te maken, anders hadden we elkaar allang de hersens ingeslagen, is kunst op zichzelf de zinvolle betekenis van de maatschappij, in de beelden die we elkaar tonen, in de verhalen die we vertellen, in het theater van alledag dat we elkaar voorspelen. Kunst is geen troost, kunst is geen pleister, kunst is geen culturele roeptoeter of universele alarmbel, kunst is de manier waarop we menselijke verhoudingen uitdrukken.
Als dit een te moeilijke gedachte is voor Brabantse boeren, voor provinciale bestuurders, voor weldenkende ondernemers, dan is dat niet de schuld van dichters of acteurs, van schrijvers of schilders, van dansers of componisten, van alle kunstenaars maar van politici die een hoogmoedige voorstelling hebben van de samenleving omdat dat zij daarin de betekenisvolle factor zouden vormen. Mispoes, christendemocraten, democratisch liberalen, lokaal- en forumdemocraten! Betekenisvolle voorstellingen worden door kunstenaars gecreëerd en door culturele organisaties en evenementen uitgedragen. Gaat u zich in uw vrije tijd met iets anders bezighouden alstublieft…