Of al deze gedachten telkens het motief vormen voor of in het werk van Joos van de Plas is natuurlijk de vraag, maar hoe anders zou zijn zich een kunstenaarsleven lang kunnen geïnspireerd weten door het natuurlijk leven op de planeet Aarde? De al genoemde schoonheid van de natuur zou voldoende kunnen zijn, wanneer men er oog voor heeft. De wil en lust om te creëren, diep gelegen in de ziel van iedereen, is mogelijk een adequate verklaring.
Wanneer het dan niet enkel de ervaren schoonheid, of de wil en aandacht het motief leveren, wat dan? Misschien dat er antwoord te vinden is in de jarenlange bestudering, en verwerking tot beeld, van de boeken van Merian. In het bewustzijn dat er in de eeuwen na het publiceren van die boek- en plaatwerken, veel dieren en planten verdwenen zijn, zowel naar aantallen als naar complete soorten, vatte de kunstenaar belangstelling op voor insecten, in het bijzonder voor vlinders. In foto’s en film, tekeningen en schilderijen toonde zij het eigen karakter van de schubvleugeligen, zoals de soortnaam voor vlinders luidt.
Het bewijs dat de onderzoekende relatie van de kunstenaar met vlinders veelomvattender is, dan enkel het vergaren van kennis, is misschien wel het feit dat de zij vlinder-eieren zocht. De eitjes, met op zichzelf sculpturale vormen, ging zij verzorgen. De larven, rupsen, voedde zij met de bladeren van specifieke waardplanten. Ze beschermde de cocons tegen schommelingen in temperatuur, bewaakte de juiste vochtigheidsgraad en beluchting. En zij wachtte op de ontpopping.
In de christelijke traditie wordt mystiek ook niet altijd vertrouwd, maar is er een interessant onderscheid gevormd tussen de zogenaamde wilsmystiek en de zijnsmystiek, tussen de mystiek van Franciscus van Assisi (1181 – 1226) en die van Johan van het Kruis (1542 – 1591). Waar men de wil laat prevaleren om één te worden met de natuur en de dieren, zoals Franciscus voorstond om op die manier de grootsheid van Gods schepping te eren, is er in de zijnservaring van overgave sprake, als in de licht brengende eenwording met de godheid, zoals Johan beschrijft in de “Bestijging van de berg Karmel”.