Het gelijk van Beuys
artikel over kunst en democratie
DeFKa Assen, 2023 04
De kunst is moeder van de democratie
De intussen bijna vergeten PvdA-doctorandus J. M. den Uyl stelde dat de wet de moeder is van de democratie (1). Maar als de democratie een moeder zou hebben, en niet enkel een vader zoals de klassieken willen doen geloven, dan is dat eerder de kunst dan de wet, zoals ze in Brussel op één lijn liggen (2). Aangenomen dat kunst en democratie een werkelijke relatie hebben, die volgens mij in de moderne staat gegeven is, dan wordt het onmiddellijk de vraag wat dan de positie is van de kunstenaar in het democratisch gesprek. Mijn stelling is het dat de kunstenaar de enige maatschappelijke figuur is die in haar praktijk de democratische waarden realiseert. Niet de beroepspolitici omdat zij de genoemde waarden enkel van wetten voorzien en toezien op de regeringen, die deze wetten zouden moeten concretiseren in beleid en regelgeving. Niet de beleidsmakende ambtenaren en andere noodzakelijke deskundigen, die de persoonsgeworden instrumenten vormen voor regelgeving en beleid. Zo elk kunstwerk een ethisch voorstel is voor de verhoudingen tussen mensen, in een esthetisch vocabulaire, levert de praktijk van de kunstenaar het instructieve materiaal voor het gesprek dat gevoerd wordt in de volksvertegenwoordiging. Juist in een tijd dat de democratie in de retorische praktijk meer een beeldverhaal is dan een talig debat, is dat aspect van de praktijk van de kunstenaar meer dan ooit actueel.
Deskundig amateur
In zijn boek Leve de amateur (3), stelt Andy Merriflied dat de neoliberale uitvinding van de professionele deskundige op elke terrein van de samenleving, in de plaats gekomen is van belanghebbende inwoners, burgers, nieuwkomers en andere onmondigen. Sterke nog, deze belanghebbenden, stakeholders in de terminologie van de deskundigen, worden gehoord in het rituele proces van inspraakronden, maar als dragers van inzichten en als vertegenwoordigers van maatschappelijke groepen, niet werkelijk serieus genomen omdat zij natuurlijk niet deskundig zijn. Hun opvattingen zijn ondeskundig gekleurd door hun belangen. Dit is de deskundigheidsparadox waar beleidsmakers en andere ambtenaren gebruik van moeten maken omdat zij anders zelf niet tot deskundige oordelen en adequate regelgeving kunnen komen. Dit terwijl de amateur altijd een deskundige is, enkel op een ander terrein (4). Een inwoner van de stad is deskundige als het gaat om in een stad te wonen, maar misschien niet als het gaat om de beleidsmatige omgang met de verschillende belangen die het wonen in een stad met zich meebrengt. Door de professionele deskundige wordt haar juist het zicht ontnomen op het politieke debat dat het wezen uitmaakt van de omgang met verschillende belangen. De deskundige depolitiseert het debat en laat de inwoner achter met het idee dat zij niet gekwalificeerd is om het democratisch gesprek te voeren, in politieke termen, en zo kan zij geen deelhebben aan de machtsvorming die nodig is voor de realisering van haar belangen.
Aangewezen minderheid
Veelal wordt de democratie begrepen als de meerderheidswil van het volk, of van degenen die het volk vertegenwoordigen. Behalve dat het volk inzet is in de retoriek van populisten, en daardoor eerder het onmondige symbool wordt van individuele of bepaalde groepsbelangen, wordt een belangrijke waarde van het democratische samenleven veronachtzaamd. Het gaat in de democratie niet slechts om de macht van de meerderheid of het belang van de meesten of het grootste geluk voor de veel te velen. Het wezen van de democratie bestaat eruit dat de belangen van minderheden worden geaccommodeerd of gewaarborgd door de politieke macht van de meerderheid. Het is niet alleen het accepteren of tolereren van de minderheid, want dat zou een gebaar zijn van dedain. "Goed, jullie zijn dan wel hier, met jullie andere gebruiken en andere opvattingen, maar jullie hebben geen werkelijk deel aan onze maatschappij." Of erger nog, de minderheid zou geen deel zijn van onze cultuur. De vaak gepropageerde meerderheidsopvatting over democratie maakt het de minderheid onmogelijk om opvattingen en belangen te articuleren. Het is eerder de stem van de tot zwijgen gebrachte minderheid dan de stem van de spreekwoordelijke zwijgende meerderheid die in het debat ongehoord is.

Democratie is niet een bepaald type staatsinrichting of maatschappijvorm. De macht van het volk is niet die van een volksverzameling, van een meerderheid of van de werkende klasse. Het is eenvoudig de macht van degenen die niet beschikken over de kwaliteiten om te regeren of geregeerd te worden.(5) In De haat tegen de democratie gebruikt Rancière de opmerkingen van hiervoor om het schandaal van de democratie te kenschetsen. Het schandaal omdat democratie radicale gelijkheid veronderstelt die op zichzelf strijdig is met de opvattingen van een klasse of een elite of een orde die zich uitermate geschikt vindt om het volk te leiden. In deze betekenis zegt hij ook dat zij die niet per se beschikken over zulke, zelf gedefinieerde, kwaliteiten juist degenen zijn die de politieke macht, op zijn hoogst voor enige tijd, zouden kunnen uitoefenen.
Traag activisme
Elke manier van verbeelden is een manier van aan politiek te doen. Meer genuanceerd gezegd, in de woorden van Georges Didi-Huberman: (…) de manier waarop we iets verbeelden is in wezen bepalend voor de manier waarop we aan politiek doen. De verbeeldingskracht is politiek.(6) Dit geldt vanzelfsprekend, en misschien zelfs in het bijzonder, ook voor manifestaties van de verbeeldingskracht die minder welgevallig zijn aan critici van de betekenisindustrie en bij uitbreiding de uniformerende kracht van sociale media waarin beelden tenderen naar door algoritmen gestuurde appreciatie door een meerderheid van consumenten. In elk geval worden betekenissen en beelden in de industrie en de netwerkplatforms tot waar gemaakt, tot economische goederen, en verdwijnt waarde in het moment van het consumeren ervan. Als de economische transactie is voltrokken is de waar opgebruikt en kan eventuele waarde niet meer tot expressie komen. Telkens wanneer men het kunstwerk als product karakteriseert, gebeurt hetzelfde in de veronderstelling dat het kunstwerk kan geconsumeerd worden in de economische transactie van overdracht van financiële middelen. Het kunstwerk als waar is opgebruikt en de waarde ervan is van geen betekenis meer… of alleen in historische zin. Historische zin geldt hier ook voor de waarde die individuen toekennen aan bijvoorbeeld het bezit van een kunstwerk want het is deel gaan uitmaken van de persoonlijke geschiedenis van die personen. Strikt genomen is deze historiserende plaatsing van het kunstwerk de ontkenning van de opvatting dat het kunstwerk een product zou zijn.

Tegenover de uniformerende krachten van betekenisindustrie en sociale media, is de particuliere betekenis van dit ene kunstwerk, dit specifieke gedicht, deze momentaan uitgevoerde performance, de eerste uitvoering van dit muziekstuk niet meer dan een verwaarloosbaar gebeuren. Althans, zo kan men het op pessimistische wijze kenschetsen (7). Meer optimistisch is het kunstwerk in deze zin de manifestatie van, vooralsnog, een minderheidsstandpunt (8) in het geheel van voorstellen die kunstenaars doen over de manieren waarop mensen samen kunnen leven en zeker in het democratisch debat. En juist in deze activistische kwaliteit van het kunstwerk ligt de bijdrage van de kunstenaar aan dat debat, niet omdat het kunstwerk al van betekenis is, maar omdat het van betekenis kan worden. Het is een voorstel, geen dictaat, want het kunstwerk kan geen betekenis afdwingen, daarvoor heeft de kunstenaar niet de machtsmiddelen, maar het kan doordringen en verschijnen als betekenisvolle uitdrukking. Langzaam, dat is zeker, heel langzaam.

Deze langzame betekenismanifestatie verhoudt zich maar moeilijk met het hiervoor aangeduide activisme, dat onmiddellijkheid van resultaat suggereert. Maar het activisme duidt niet op een concreet resultaat, dat zou een al te instrumentele situering van de praktijk van de kunstenaar zijn. Het duidt op het handelen van de kunstenaar, dat leidt tot het kunstwerk, maar dat vooral de start vormt voor de langzame betekenisrealisatie. Als het kunstwerk werkelijk een ethisch voorstel is, in een esthetisch vocabulaire, voor de verhoudingen tussen mensen, dan is het een voorstel dat enkel op termijn instemming van anderen verkrijgt. Zou zulk voorstel op onmiddellijke erkenning kunnen rekenen, dan is dit zogenaamde kunstwerk een propagandamiddel voor een of ander politiek of economisch doeleind (9).

Is de uitdrukking voorstel voor de verhoudingen tussen mensen niet al te antropocentristisch? Gegeven het feit dat het kunstwerken betreft, is het voor de hand liggend dat het over verhoudingen tussen mensen gaat. Maar kunstwerken hebben ook vaak betrekking op de verhoudingen van mensen met andere levensvormen, omgevingsfactoren of verschijningen die niet onmiddellijk tot de materiele wereld behoren. Het kunstwerk heeft hier het primaat, ondanks het feit dat het een voorstel is dat min of meer toevallig door een mens is gecreëerd. Ook dit is een aspect van het activisme van het handelen van de kunstenaar, zij doet met het kunstwerk een offer you can't refuse.
Iedere kunstenaar is een democraat
De kunstenaar is zelf van het voetstuk afgestapt waar andere maatschappelijke figuren er, in de democratiseringsgolven van de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw, werden vanaf gestoten (10). Vanaf dat moment is de deskundigheid van de kunstenaar een problematiek op zichzelf in de vraag waarin zij deskundigheid heeft. In het ambacht, in de techniek, een bijzonder spiritueel inzicht of te prijzen maatschappelijke opvatting? Voor geen van deze facetten heeft de kunstenaar bijzondere deskundigheid ontwikkeld, en ook niet voor alle andere mogelijke kwaliteiten. Op elk denkbaar terrein is de kunstenaar een amateur, in de zin zoals hiervoor bedoeld, telkens is zij deskundige op een ander terrein. De problematiek van de kunstenaar is dat zij steeds opnieuw moet nagaan wat haar terrein is. Sommige zullen menen dat dit de tragiek van de kunstenaar is, maar in feite is dit haar belangrijkste faculteit, amateur te zijn met alle anders amateurs in de wereld… zuster Chimpansee en broeder Orang Utan niet uitgezonderd.

Haar positie als amateur heeft tot gevolg dat de kunstenaar per definitie een minderheidsstandpunt zal vertegenwoordigen ten opzichte van de zelfbenoemde deskundigen, de professionele beleidsmakers en als beroepsgroep gefaciliteerde politici. Dat betekent dat zij, samen met alle onmondige levensvormen en rechteloze omgevingsplooien, telkens subject is van de tot beleid geworden gewoonten en belangen van meerderheidsmachten, gekozen in volksvertegenwoordigende staatsvormen of door kapitaalstromen gevormde oligarchenklassen. De kunstenaar weet daarbij dat die meerderheidsmachten niet vanzelf haar belang zullen waarborgen of die van andere natuurlijke individuen en niet-natuurlijke personen.

Iedereen kan een beeld maken, maar het proces van verbeelding in gang houden naar een volgend kunstwerk toe, is een andere kwestie en waarschijnlijk is dat het motief dat de kunstenaar leidt. Deze verbeelding is politiek en activistisch in de ethische voorstellen die de kunstenaar doet, in een esthetisch vocabulaire. Met die voorstellen kan het democratisch gesprek gevoerd worden, het is niet noodzakelijk dat elk voorstel voeding is voor dat gesprek… maar misschien voor een volgend… of een daarop volgend gesprek waarbij het de vraag is of het een gesprek is dat enkel tussen mensen gevoerd wordt. Dat de betekenis niet afgedwongen wordt, maar dat het een eventueel wordende betekenis is van het kunstwerkvoorstel of voorstelkunstwerk, veroorzaakt de tegelijkertijd kwetsbare en strijdbare positie van de kunstenaar als maatschappelijk figuur.

De bovenstaande parafrase op de uitspraak van Joseph Beuys (11), dat ieder mens een kunstenaar is, geldt in het bijzonder want wie anders dan de principieel gelijkwaardige, niet machtszoekende, genereuze betekenisgever zou de titel democraat anders toekomen? Jeder Mensch die ein Künstler ist, natürlich.
1. J. M. Den Uyl (1919-1986) citeert, in het zijn opstellenbundel Inzicht en uitzicht uit 1978, R. H. Twany (1880-1962) waar hij zegt dat de wet de moeder is van de vrijheid. In mijn herinnering schreef Den Uyl dat de wet de moeder is van de democratie en zo heb ik het jarenlang gebezigd als standpunt. Het is daarom dat ik hier Den Uyl, en ook Twany, onjuist citeer, maar enkel omdat de gedachte mij zoveel aantrekkelijk is.
2. De Brusselse metro heeft een station met de naam Kunst-Wet dat onder de kruising van de Kunstlaan en de Wetstraat gesitueerd is.
3. Andy Merrifield (1960); Leve de amateur; Rotterdam 2019.
4. Uitspraak van Esther van Rosmalen (1970), bij openbare gelegenheden gedaan: "Er bestaan geen amateurs, er zijn enkel deskundigen… op een ander terrein."
5. Jacques Rancière (1940); De haat tegen de democratie; Amsterdam 2017.
6. Georges Didi-Huberman (1953); Het voorleven van de vuurvliegjes; Amsterdam 2022.
7. Wel is pessimisme gerechtvaardigd als men denkt dat er met gebruikmaking van de werkwijzen en middelen van de betekenisindustrie en sociale media een kunstwerk te realiseren is. Dat is goeddeels onmogelijk, tenzij het die industrie en media fundamenteel kritiseert en ondermijnt.
8. Vergelijkbaar met de opvatting dat de metafoor in beginstel betekenisloos is, de betekenis moet ontstaan in het gebruik ervan tot aan het verdwijnende einde in het cliché.
9. De vraag kan gesteld worden of elk kunstwerk een voorstel is voor de verhoudingen tussen mensen. Het antwoord is de eenvoudige bevestiging, onder de voorwaarde dat het op termijn zo blijkt te zijn. Dit lijkt een klassieke cirkelredenering, het is waar als het waar blijkt te zijn. Maar het kunstwerk en het voorstel zijn twee verschillende levensvormen, bij wijze van spreken, of beter gezegd twee levensvormen in verschillende staten van zijn of wording. Het voorstel handelt over verhoudingen in statu nascendi, in staat van geboorte, terwijl het kunstwerk er al is. Omdat het over twee verschillende staten gaat, is het geen cirkelredenering in klassieke zin.
10. Camiel van Winkel (1964); Een Rosa Poëtica; Eindhoven 2012; inleiding.
11. Joseph Beuys (1921-1986). De uitspraak van Beuys is op zichzelf een parafrase, op een tekst van Novalis (1772-1801): Jeder Mensch sollte Künstler sein. Alles kann zur schönen Kunst werden.; Glauben und Liebe oder Der König und die Königin, Fragment 39.


WERK
  • tekst
    Naar kunst kijken en over kunst lezen, altijd is er taal. Om te kunnen spreken over de kunst, om erover te kunnen denken. Étoile du Nord schrijft voor en over kunstenaars, met organisaties en instellingen. Om het oeuvre te kennen, nu en voor toekomst. Om te weten wat moet gebeuren bij organisaties.
  • mentor
    Ieder talent verdient een mentor, om verder te komen, om in wisselwerking een betekenisvolle relatie aan te gaan. Étoile du Nord werkt met kunstenaars die zich karakteristiek willen positioneren in een relevant netwerk. Kunstenaars die kritisch willen argumenteren over hun werk. Kunstenaars reflecteren in de verschillende werkvormen die Étoile du Nord aanbiedt.
  • productie
    Beeldende kunst wordt gezien in tentoonstellingen, op internet en in andere publieke ruimten. Door die confrontatie is de kunst rijker aan betekenis. Étoile du Nord produceert publieke presentaties en heeft meer dan drie decennia ervaring. Solo's en museale groepsexposities, intieme tentoonstellingen in huiskamers en grootste beurzen in gashouders. Van plan tot realisatie, dat is het werk van Étoile du Nord.
  • bestuur
    Als het er is, wordt het vanzelfsprekend dat het er kwam. Maar elke expositie of manifestatie of publicatie is gemaakt, in samenwerkingen van instellingen en door betrokkenheid van mensen. Étoile du Nord is zich bewust van de noodzaak tot organisatie en draagt daaraan bij, zo nodig belangeloos. Altijd met gevoel voor resultaat.
  • vrije val
    Laat er kunst zijn en laat er taal zijn. Het werk van Étoile du Nord wordt gemotiveerd door de eigen artistieke praktijk. Het creëren van autonome beelden én het schrijven van vrije tekst is de beste uitgangspositie voor advies en organisatie. Étoile du Nord is verweven met het picturale en het dramatische.