Raketstart is een aangrijpend werk dat de verbeelding prikkelt. Daarnaast verwijst het naar een belangrijke periode in het leven van de kunstenaar. Zo is het allereerst een afspiegeling van zijn tienertijd en zijn passie voor de ‘raketterij’. Op dertienjarige leeftijd leert Mol het timmervak aan de Bisschoppelijke Nijverheidsschool in Voorhout. Vervolgens studeert hij een korte periode bouwkunde in Dordrecht, in navolging van zijn vader die als architect werkzaam is in het katholieke zuiden. Na het vroege overlijden van zijn vader gaat Mol fotografie studeren op Academie St. Joost, waar zijn toelating vlotjes verliep dankzij enkele kunstenaars die er les gaven en waarmee zijn vader in het verleden had samengewerkt. Al na anderhalf jaar besluit Mol er de brui aan te geven. Door al deze eerste levensfasen heen is hij gefascineerd door ruimtevaart en vliegen, zwaartekracht en explosieve stoffen. Hij is niet de enige, meerdere jongeren uit de ‘Space Age’ generatie dromen van kunstmanen en zijn net als hij gegrepen door de heldendaden van Gagarin en Glenn. De mogelijkheid om door de ruimte te reizen heeft voor Mol meer betekenis dan alleen technologische innovatie. In het onbevangen moment dat hij de tekening Raketstart maakt ligt ook de toekomst besloten. De opstijgende raket staat voor hem voor avontuur, het onbekende.
‘Raketstart kenmerkt een overgangsfase voor mij. Ik zat nog op de academie of net niet meer. Op de academie is wél een basis gelegd, maar verder was alles redelijk schools. Ik leerde omgaan met de technische camera en allerlei tekenmaterialen. Verder was de academie natuurlijk een interessant platform omdat je met gelijkgestemde leeftijdgenoten in contact kwam. Daardoor ging er een wereld voor me open, vooral na de relatief strenge en ouderwetse aanpak die ik gewoon was tijdens de periode op het internaat van de nijverheidsschool. Dat was fantastisch. Met Raketstart stond ik op een drempel, een tuimelmoment op weg naar mijn bewustwording over het belang van het kunstenaarschap. Door het vurige verlangen naar kunst begon ik langzaam maar zeker te beseffen hoe belangrijk, en vooral hoe onmisbaar, kunst voor me aan het worden was. In zoverre dat mogelijk is als je zo jong bent natuurlijk. Hiermee liet ik ook het jeugdige, fantasievolle en dromerige van mijn “raketfase” achter me. Het is uiteraard een persoonlijk verhaal, maar voor mij wel heel belangrijk.
Aangezien ik me in de raketgeschiedenis had verdiept, was ik me ook heel bewust van de dubbelzinnigheid van de raket als voertuig en symbool. Als je kijkt naar de ontwikkeling van deze machine, dan heeft hij in feite voor 95% dood en verderf gezaaid. Voor het grootste gedeelte heeft de raket militaire doelen gediend en maar een klein beetje bijgedragen aan een hoopvoller utopie, zoals de ruimtevaart. Die dubbelzinnigheid vind ik interessant. Denk maar aan de Russische luchtdoelraketten of de lanceringen in de Gazastrook tegenover het nieuws over spectaculair wetenschappelijk ruimteonderzoek. Mensen zouden ergens ook hele griezelige associaties bij Raketstart kunnen hebben, maar zo is het niet bedoeld. Voor mij was het een droom, een bijna romantische gedachte met een groot verlangen: Ik sta op de Academiesingel eendjes te voeren vlak bij het Valkenbergpark, ik hoor een brullend geluid, ik kijk op en zie achter de Koninklijke Militaire Academie een helse vlammenzee en het beeld van een raket die vanaf de Bredase markt opstijgt. Prachtig!’